|
|
1 |
Welk antwoord is goed? Het begrip ‘productieve spanning’ heeft betrekking op de vraag:
|
|
|
of de visie van de organisatieadviseur, met betrekking tot hoe een gezonde organisatie eruit moet zien, wel spoort met die van de directie
|
|
|
of de organisatiecultuur in harmonie met de organisatiestructuur is
|
|
|
of een business-unit directeur op tijd zijn afgesproken productieoutput, met een voldoende kwaliteitsniveau, haalt
|
|
|
of de synthese tussen de ideeën/doelstellingen van het topmanagement met die van de totale organisatie wel effectief (te realiseren) is
|
|
|
2 |
Welk antwoord is goed/het meest relevant? De auteurs kiezen, in het kader van gerichte organisatieverandering, voor ‘integratieve beleidsvorming’. Hiermee wordt als eerste bedoeld een (optimale) combinatie van:
|
|
|
de ‘KIVA’ (kennis, inzicht, vaardigheden, attitude) aanwezig bij de in de organisatie aanwezige managementlagen
|
|
|
organisatiecultuur en -structuur
|
|
|
efficiënt werken en productkwaliteit leveren
|
|
|
kleinschaligheid binnen grootschaligheid
|
|
|
3 |
Welk antwoord is niet juist (hoort niet in het rijtje thuis)? Om het proces van ‘integratieve beleidsvorming’ in de praktijk gestalte te geven worden vier soorten mogelijke interventies genoemd. Deze vier mogelijke interventies zijn:
|
|
|
om de interne discussie over het strategisch beleid op te starten komt het topmanagement met heldere, tot in detail uitgewerkte strategische plannen
|
|
|
de mobiliteit van medewerkers bevorderen
|
|
|
een open stijl van communiceren bevorderen, ruimte voor bijvoorbeeld conferenties, ‘brainstorming’, enzovoort inbouwen
|
|
|
op verschillende niveaus binnen de organisatie/BU werken met integrale, dat wil zeggen multidisciplinair samengestelde teams
|
|
|
4 |
Er volgen nu twee beweringen: I. de SWOT-matrix is een belangrijk analyse-instrument voor het management binnen het proces van ‘centrale beleidsvorming’. II. commitment, actieprogramma's en communicatie-/creativiteitbevorderende technieken zijn enkele kernpunten binnen de zogenaamde ‘centrale en decentrale beleidsvorming’. Welk antwoord is goed?
|
|
|
I en II zijn goed
|
|
|
I is fout en II is goed
|
|
|
I is goed en II is fout
|
|
|
I en II zijn fout
|
|
|
5 |
Welk antwoord is fout (hoort niet in onderstaand rijtje thuis) ? Belangrijke (rand-)voorwaarden om commitment te kunnen bewerkstelligen zijn:
|
|
|
een open stijl van communiceren
|
|
|
ervoor zorgen dat medewerkers langdurig ervaring opdoen in dezelfde functie/-werkplek (= gemiddeld lange dienstverbanden in een zelfde functie/werkplek)
|
|
|
de vorming van kaderteams (ook) lager in de organisatie
|
|
|
zorg voor aandrijvende/stimulerende gespreksthema's
|
|
|
6 |
Omcirkel de correcte cluster van beweringen:
|
|
|
tactisch management: ktp operationeel management: mltp strategisch management : ltp
|
|
|
strategisch management: mltp tactisch management: ktp operationeel management: ltp
|
|
|
operationeel management: ktp strategisch management: mltp tactisch management: ltp
|
|
|
operationeel management: korte termijn planning (ktp) tactisch management: middellange termijn planning (mltp) strategisch management: lange termijn planning (ltp)
|
|
|
7 |
Welk antwoord is goed? Onder ‘organisatie’ wordt verstaan:
|
|
|
een groep mensen die bijvoorbeeld middelen, gebouwen en geld doelen nastreven
|
|
|
een geordende groep mensen die met behulp van bepaalde middelen samenwerken om, binnen een bepaalde omgeving, een vastgesteld doel bereiken
|
|
|
een onderneming die bijvoorbeeld taakverdeling zo efficiënt mogelijk haar financiële doelstellingen wil realiseren
|
|
|
een verzameling van mensen die met behulp van beleid doelen nastreven
|
|
|
8 |
Welk antwoord is fout? Door kennis (met betrekking tot organisaties) gericht toe te passen kunnen we in principe de volgende doelen realiseren:
|
|
|
het effectiever realiseren van de organisatiedoelen
|
|
|
beter inspelen op de persoonlijke bedoelingen van de organisatieleden
|
|
|
zorgen voor zoveel mogelijk werkgelegenheid
|
|
|
het efficiënter gebruiken van de middelen
|
|
|
9 |
Hieronder staan twee uitspraken: I. Elke organisatie is uniek vanwege de producten die het maakt, de medewerkers die er werken en de omgeving waar de organisatie het meeste mee te maken heeft. II. De organisatietheorie is in beginsel een interdisciplinaire wetenschap. Welk antwoord is goed:
|
|
|
uitspraken I en II zijn goed
|
|
|
I is goed en II is fout
|
|
|
I en II zijn beide fout
|
|
|
I is fout, II is goed
|
|
|
De antwoordkeuzemogelijkheden in deze oefening worden bij het openen van deze pagina telkens in een nieuwe, willekeurige volgorde weergegeven
|