|
![](../images/space.gif) |
1 |
Welk antwoord past niet in onderstaand rijtje kenmerken? Sterke punten (of voordelen) van de lijnorganisatie zijn:
|
|
|
de know-how in de stafafdeling(en)
|
|
|
relatief geringe organisatiekosten
|
|
|
eenvoudige organisatorische opzet
|
|
|
snelle besluitvorming is (in principe) mogelijk
|
|
![](../images/space.gif) |
2 |
Welk antwoord hoort niet in onderstaand rijtje thuis? Zwakke punten (of nadelen) van de lijnorganisatie zijn:
|
|
|
arbeidsverdeling vindt in vrij geringe mate plaats
|
|
|
weinig flexibiliteit vanwege de hiërarchische organisatie
|
|
|
duidelijk toezicht op het bedrijfsproces
|
|
|
de topmanager is zwaar belast (hij weet alles)
|
|
![](../images/space.gif) |
3 |
Welk antwoord hoort niet in onderstaand rijtje thuis? Zwakke punten (of nadelen) van de lijn-/staforganisatie zijn:
|
|
|
stafleden gaan opdrachten aan de werkvloer geven
|
|
|
de stafleden zijn niet verantwoordelijk voor de resultaten van hun adviezen
|
|
|
de arbeidsverdeling, en de herkenbaarheid ervan, wordt bevorderd
|
|
|
de lijn wordt (te) afhankelijk van de staf
|
|
![](../images/space.gif) |
4 |
Welk antwoord hoort niet in onderstaand rijtje thuis? Sterke punten (of voordelen) van de lijn-/staforganisatie zijn:
|
|
|
stafspecialisten kunnen op alle niveaus binnen de organisatie worden ingeschakeld
|
|
|
handhaving van de eenheid van bevel
|
|
|
de topmanager hoeft geen allesweter te zijn
|
|
|
de stafleden zijn niet verantwoordelijk voor de resultaten van hun adviezen
|
|
![](../images/space.gif) |
5 |
Welk antwoord hoort niet in onderstaand rijtje thuis? Een matrixorganisatie wordt gekenmerkt door:
|
|
|
dat tijdens de projectuitvoering de medewerkers verantwoording schuldig zijn aan de projectleider
|
|
|
het per definitie ontbreken van een permanente structuur
|
|
|
dat in het geval van een project niet een 36-urige werkweek omvat en/of de projectleider relatief weinig bevoegdheden heeft, meerdere medewerkers periodiek twee (of zelfs 3 soorten) bazen kunnen hebben
|
|
|
een mix van productieafdelingen en projecten
|
|
![](../images/space.gif) |
6 |
Welk antwoord is fout? Een matrixstructuur wordt gekenmerkt door:
|
|
|
tamelijk zelfstandige afdelingen, iedere afdeling geleid door een chef
|
|
|
afstemmings- en besluitvormingproblemen tussen afdelingen, waardoor vaak projectgroepen in het leven (moeten) worden geroepen
|
|
|
de werkzaamheden van de afdelingen zijn onderling aan elkaar gekoppeld, dat wil zeggen de werkzaamheden van de ene afdeling zijn afhankelijk van de werkzaamheden van de andere afdeling
|
|
|
heldere, éénduidige afspraken ten aanzien van de inzetbaarheid van medewerkers binnen de organisatie, bijvoorbeeld met betrekking tot detachering
|
|
![](../images/space.gif) |
7 |
Hieronder staan twee uitspraken:
I. Matrixorganisaties bestaan alleen uit zelfstandige productieafdelingen en tref je binnen één gebouw aan, bijvoorbeeld in een fabriek
II. Matrixorganisaties worden gekenmerkt door problemen ten aanzien van de bevoegdhedenverdeling tussen de verschillende soorten bazen
Welk antwoord is goed:
|
|
|
I is juist en II is onjuist
|
|
|
I is onjuist en II is juist
|
|
|
I en II zijn onjuist
|
|
|
I en II zijn juist
|
|
![](../images/space.gif) |
8 |
Welk antwoord is fout? Voorbeelden van ‘primaire processen of primaire activiteiten’ zijn:
|
|
|
personeelswerk (door de afdeling P&O)
|
|
|
inkoopactiviteiten
|
|
|
verkoopactiviteiten
|
|
|
activiteiten met betrekking tot de ‘after sales’, nazorg/service
|
|
![](../images/space.gif) |
9 |
Welk antwoord is fout? Voorbeelden van ‘secundaire processen of activiteiten’ zijn:
|
|
|
de activiteiten van de receptie
|
|
|
de activiteiten van de Technische Dienst
|
|
|
de activiteiten van de financiële administratie
|
|
|
marketingactiviteiten
|
|
![](../images/space.gif) |
10 |
Welk antwoord hoort niet in onderstaand rijtje thuis? Een organisatie is als een ‘sociaal systeem’ te beschouwen. De drie basisbegrippen welke bij ‘sociaal systeem’ behoren zijn:
|
|
|
Human Resource Management (HRM)
|
|
|
de communicatie als intermediair tussen structuur en cultuur
|
|
|
het structuurdeel/-aspect van het sociale systeem
|
|
|
het cultuurdeel/-aspect van het sociale systeem
|
|
![](../images/space.gif) |
11 |
Welk antwoord is fout? Onderstaande factoren werken sterk door naar de organisatiestructuur:
|
|
|
de mate van geografische spreiding
|
|
|
de aard en de hoeveelheid producten welke worden geleverd
|
|
|
de aard van het/de productieproces(sen)
|
|
|
de inhoud van het personeelsbeleid
|
|
![](../images/space.gif) |
12 |
Welk antwoord past niet in onderstaand rijtje kenmerken? Een mechanistische organisatie wordt gekenmerkt door:
|
|
|
een (vrij) stabiele omgeving
|
|
|
een nauwgezette arbeids-/taakverdeling
|
|
|
de leidinggevende is zich ervan bewust dat hij niet alleen alles kan oplossen
|
|
|
een hiërarchische opzet en een gecentraliseerde besluitvorming
|
|
![](../images/space.gif) |
13 |
Welk antwoord past niet in onderstaand rijtje kenmerken? Een organistische organisatie wordt gekenmerkt door:
|
|
|
het individuele prestatiegedrag van de organisatieleden wordt benadrukt
|
|
|
er wordt veel gewerkt met horizontaal georganiseerde groepen
|
|
|
delegatie van TVB binnen de organisatie
|
|
|
een onstabiele (dynamisch en complex) omgeving
|
|
![](../images/space.gif) |
14 |
Er volgen nu twee stellingen:
I. De ‘informele organisatie’ telt niet mee in de organisatiewetenschap en -kunde.
II. De organisatiestructuur/’blauwdruk’ geeft de door het management vastgestelde positie aan die een individuele functionaris binnen een arbeidsorganisatie inneemt c.q. moet innemen. Tevens wordt bijvoorbeeld ‘de blauwdruk’ de aard/inhoud van het werk, dat de desbetreffende functionaris moet doen, duidelijk beschreven.
Welk antwoord is goed:
|
|
|
I en II zijn goed
|
|
|
I is fout en II is goed
|
|
|
I en II zijn fout
|
|
|
I is goed en II is fout
|
|
![](../images/space.gif) |
15 |
Er volgen nu twee stellingen:
I. De organisatietop wil graag dat in een onstabiele omgeving de organisatie qua werkzaamheden ‘horizontaal differentieert’, dit omdat het routinegedrag en efficiënt werken van de medewerkers bevordert.
II. Communicatie binnen organisaties/afdelingen is (direct en indirect) niet relevant voor structuurvorming.
Welk antwoord is goed:
|
|
|
I en II zijn goed
|
|
|
I en II zijn fout
|
|
|
I is goed en II is fout
|
|
|
I is fout en II is goed
|
|
![](../images/space.gif) |
16 |
Scientific Management (grondlegger: Frederick Taylor) legt het accent op:
|
|
|
arbeid(ers) als ‘menselijk kapitaal’
|
|
|
wensen en behoeften van medewerkers in arbeidsorganisaties in relatie tot de werkomstandigheden
|
|
|
mensen binnen structuren
|
|
|
arbeidsverdeling en specialisatie
|
|
![](../images/space.gif) |
17 |
Welk antwoord is fout?
In de theorie staan enkele belangrijke, veel voorkomende zogenaamde ‘structuurdilemma's’, waarmede het management wordt geconfronteerd, centraal. Deze structuurdilemma's hebben betrekking op:
|
|
|
de gewenste organisatiestructuur
|
|
|
de schaalgrootte van de organisatie(-onderdelen)
|
|
|
de mate van (de-)centralisatie van de organisatie (en van de TVB)
|
|
|
de dagelijkse controlemechanismen van het lager management op werkvloerniveau
|
|
![](../images/space.gif) |
18 |
Er volgen nu twee beweringen:
I. Een ‘volgens het boekje’ uitgevoerde ‘organisatiediagnose’ heeft niet alleen een curatieve maar ook een voorspellende/preventieve waarde.
II. In de theorie wordt als leidraad voor de analyse en verandering van organisaties een stappen model gebruikt. De stap ‘visie en strategie bepalen’ is één van deze stappen.
Welk antwoord is goed:
|
|
|
I is goed en II is fout
|
|
|
I en II zijn goed
|
|
|
I en II zijn beide fout
|
|
|
I is fout en II is goed
|
|
![](../images/space.gif) |
19 |
Welk antwoord is fout?
‘Efficiëntie’ is:
|
|
|
een gegeven doel met een geringere hoeveelheid van een gegeven middel bereiken
|
|
|
met een gegeven hoeveelheid van een middel een grotere hoeveelheid van het doel te bereiken
|
|
|
de doelmatigheid bij het gebruik van een middel
|
|
|
de mate waarin een bepaald middel is afgestemd op de behoeften en wensen van de klanten, dat wil zeggen doelgericht (marktgericht, klantgericht) is
|
|
![](../images/space.gif) |
20 |
Welk antwoord is goed?
‘Effectiviteit’ is:
|
|
|
de mate waarin een bepaald middel bijdraagt tot het bereiken van een bepaald doel
|
|
|
de doelmatigheid bij het gebruik van een middel
|
|
|
met een gegeven hoeveelheid van een middel een grotere hoeveelheid van het doel te bereiken
|
|
|
een gegeven doel met een geringere hoeveelheid van een middel te bereiken
|
|
![](../images/space.gif) |
21 |
Welk antwoord is fout (hoort niet in onderstaand rijtje thuis)? De vier hoofdschalen/-componenten van het DIVO/DIVA meetinstrument (Cozijnsen en Vrakking, 1995) zijn:
|
|
|
innovatiebeleid
|
|
|
innovatiebereidheid
|
|
|
decentralisatie
|
|
|
veranderingscapaciteit/-vermogen
|
|
![](../images/space.gif) |
22 |
Welke hoofdcomponent past niet in onderstaand rijtje?
Cozijnsen en Vrakking hebben in 1995 een organisatie diagnose-instrument ontwikkeld. Welke (hoofd-)component staat niet expliciet in het model maar speelt uiteraard wel een zeer belangrijke rol:
|
|
|
de organisatiestructuur
|
|
|
de strategievorming
|
|
|
human resources (management)
|
|
|
de financiën
|
|
![](../images/space.gif) |
23 |
Nu volgen twee uitspraken:
I. Het door Cozijnsen en Vrakking (1995) ontwikkelde meetinstrument met betrekking tot ‘het vermogen tot organisatieaanpassing’ wordt normaliter toegepast nadat een in de praktijk uitgeprobeerde veranderstrategie niet succesvol is gebleken.
II. Door Cozijnsen en Vrakking (1995) is een meetinstrument met betrekking tot het aanpassings-/innovatievermogen van organisaties ontwikkeld. Hierbinnen is de ‘strategiecomponent’ de belangrijkste.
Welk antwoord is goed:
|
|
|
I en II zijn beide fout
|
|
|
I is goed en II is fout
|
|
|
I en II zijn beide goed
|
|
|
I is fout en II is goed
|
|
![](../images/space.gif) |
24 |
Er volgen nu twee beweringen:
I. Bij het ontwikkelen van zijn configuratietheorie (eind jaren zeventig) heeft Mintzberg bewust een belangrijke bijdrage willen leveren inzake de theorievorming met betrekking tot ‘weerstand tegen verandering’.
II. Een passieve OR is (ook) een ‘actor’.
Welk antwoord is goed:
|
|
|
I is fout en II is goed
|
|
|
I is goed en II is fout
|
|
|
I en II zijn fout
|
|
|
I en II zijn goed
|
|
![](../images/space.gif) |
25 |
Welk antwoord is het beste (= meest goed)?
Alvorens het (top-)management de beslissing neemt om in (een onderdeel van) de organisatie veranderingen aan te brengen moet het (top-)management als eerste:
|
|
|
nagaan of de geplande verandering wel bij werkvloer en middenkader haalbaar is (in verban met weerstand tegen verandering)
|
|
|
direct inhoudelijk (laten) onderzoeken wat er precies moet worden veranderd
|
|
|
(laten) onderzoeken wat de mogelijkheden/capaciteiten van de organisatie zijn om de gewenste veranderingen effectief door te voeren (= het bepalen van de ‘verandercapaciteit’ van de organisatie)
|
|
|
nagaan of er überhaupt wel sprake is van één of meer benoembare/aanwijsbare knelpunten/problemen binnen de organisatie of afdeling, en zo ja, wat de onderlinge afhankelijkheden zijn
|
|
![](../images/space.gif) |
26 |
Welk antwoord is fout?
Heeft het topmanagement besloten tot het (laten) uitvoeren van een preventieve organisatiediagnose dan wordt daarin met name aandacht besteed aan:
|
|
|
de organisatiestructuur
|
|
|
de bestaande knelpunten
|
|
|
de technostructuur
|
|
|
het feitelijk ontplooide gedrag (van medewerkers en managers)
|
|
![](../images/space.gif) |
27 |
Welk antwoord is fout?
Heeft het topmanagement besloten tot het (laten) uitvoeren van een preventieve organisatiediagnose dan wordt daarin met name aandacht besteed aan:
|
|
|
de technostructuur
|
|
|
de bestaande knelpunten
|
|
|
de organisatiestrategie
|
|
|
de attitude, mentaliteit van de medewerkende
|
|
![](../images/space.gif) |
28 |
Welk antwoord is goed?
Bij de zogenaamde ‘preventieve doorlichting’ wordt:
|
|
|
alleen naar de interne sterkten en zwakten van de organisatie/afdeling gekeken
|
|
|
alleen naar de oorzaken van geconstateerde knelpunten, of van een ongewenste situatie/ontwikkeling, binnen de organisatie/afdeling, gekeken
|
|
|
naar de externe kansen en bedreigingen, in relatie tot het aanpassingsvermogen respectievelijk het weerstandsvermogen van de organisatie, gekeken
|
|
|
naar de oorzaken van geconstateerde knelpunten, naar een ongewenste situatie/ontwikkeling, en naar externe ontwikkelingen gekeken, voor zover deze concrete gevolgen hebben voor de bedrijfsvoering
|
|
![](../images/space.gif) |
29 |
Welk antwoord is goed?
De vorm van doorlichting die specifiek gebruikt wordt om de stand van zaken van een veranderingsproject op een bepaald moment vast te stellen, noemen we:
|
|
|
de curatieve doorlichting
|
|
|
de diagnostische doorlichting
|
|
|
de evaluerende doorlichting
|
|
|
de preventieve doorlichting
|
|
![](../images/space.gif) |
30 |
Welk antwoord is goed?
Bij de zogenaamde ‘curatieve doorlichting’ (lijkt op conditie onderzoek) wordt:
|
|
|
naar de oorzaken van geconstateerde knelpunten, of van een ongewenste situatie/ontwikkeling, en externe ontwikkelingen voor zover deze concrete gevolgen hebben voor de bedrijfsvoering
|
|
|
alleen naar de interne sterkten en zwakten van de organisatie/afdeling gekeken
|
|
|
alleen naar de oorzaken van geconstateerde knelpunten, of van een ongewenste situatie/ontwikkeling, binnen de organisatie/afdeling, gekeken
|
|
|
naar de interne sterkten, zwakten en de externe bedreigingen gekeken
|
|
![](../images/space.gif) |
31 |
Welk antwoord is fout?
De vier ‘invalshoeken’ voor organisatiediagnose zijn:
|
|
|
het interne processenmodel
|
|
|
het open systeemmodel
|
|
|
het human relationsmodel
|
|
|
het interne diagnosemodel
|
|
![](../images/space.gif) |
32 |
Welk antwoord is goed?
Het ‘open systeemmodel/invalshoek’ legt sterk de nadruk op bepaalde functioneringsaspecten van de organisatie. Eén van deze aspecten is:
|
|
|
de flexibiliteit van de organisatie
|
|
|
de interne communicatie en informatie
|
|
|
de arbeidsmotivatie van de medewerkers
|
|
|
de formulering van (productie)doelen en planning
|
|
![](../images/space.gif) |
33 |
Welk antwoord is goed?
Het ‘human relations model’ legt sterk de nadruk op bepaalde functioneringsaspecten van de organisatie. Eén van deze aspecten is:
|
|
|
de arbeidsmotivatie van de medewerkers
|
|
|
de interne communicatie en informatie
|
|
|
de externe gerichtheid van de organisatie
|
|
|
de formulering van (productie)doelen en planning
|
|
![](../images/space.gif) |
34 |
Welk antwoord is goed?
Binnen het ‘human relations model’ staan de volgende ‘gezondheidscriteria’ centraal:
|
|
|
samenwerking en arbeidsmotivatie
|
|
|
productiviteit, winst en groei
|
|
|
communicatie, flexibiliteit en doelbepaling
|
|
|
efficiëntie en effectiviteit
|
|
![](../images/space.gif) |
35 |
Welk antwoord is goed?
Het ‘rationele doelenmodel’ legt sterk de nadruk op bepaalde functioneringsaspecten van de organisatie. Eén van deze aspecten is:
|
|
|
de arbeidsmotivatie van de organisatiemedewerkers
|
|
|
de externe gerichtheid van de organisatie
|
|
|
de interne communicatie en informatie
|
|
|
de formulering van (productie-)doelen en planning
|
|
![](../images/space.gif) |
36 |
Welk antwoord is goed?
Het ‘intern processenmodel’ legt sterk de nadruk op bepaalde functioneringsaspecten van de organisatie. Eén van deze aspecten is:
|
|
|
de formulering van (productie-)doelen en planning
|
|
|
de arbeidsmotivatie van de organisatiemedewerkers
|
|
|
de interne communicatie en informatie
|
|
|
de externe gerichtheid van de organisatie
|
|
![](../images/space.gif) |
37 |
Welk antwoord is goed?
De begrippen ‘input’, throughput’ en output’ zijn kenmerkend voor de:
|
|
|
rationele doel benadering/invalshoek
|
|
|
human relations benadering/invalshoek
|
|
|
open systeem benadering/invalshoek
|
|
|
human resources benadering/invalshoek
|
|
![](../images/space.gif) |
38 |
Welk antwoord is goed?
In het boek wordt over o.a. ‘beoordelingscriteria met betrekking tot het functioneren/de prestaties van organisaties’ geschreven. Deze criteria worden besproken in het verlengde van:
|
|
|
de vier ‘invalshoeken voor organisatiediagnose’
|
|
|
de klok van Handy
|
|
|
de organisatiecultuurtypologie van Harrison
|
|
|
de SWOT-analyse
|
|
![](../images/space.gif) |
39 |
Welk antwoord is goed?
Het INK model heeft meerdere functies, n.l.:
|
|
|
het kan als een organisatie ontwikkelingsmodel worden gebruikt
|
|
|
het kan als een aansturingsmodel door het hoger (en lager) management worden gebruikt
|
|
|
het kan als een model voor organisatiedoorlichting/-diagnose worden gebruikt
|
|
|
de antwoorden a, b en/of c zijn goed
|
|
![](../images/space.gif) |
40 |
Nu volgen twee uitspraken:
I. De benadering van organisaties door Harrison, vanuit diagnostisch oogpunt, wordt gekenmerkt door het onderscheiden van drie (diagnose-)niveaus binnen organisaties en het hanteren van een zogenaamde ‘open systeem benadering’.
II. Een sterk punt van het INK-model is dat het sterk rekening houdt met de 9 factoren welke op ‘individueel medewerkerniveau op de werkvloer’ spelen.
Welk antwoord is goed?
|
|
|
I en II zijn beide goed
|
|
|
I is fout en II is goed
|
|
|
I is goed en II is fout
|
|
|
I en II zijn beide fout
|
|
![](../images/space.gif) |
41 |
Welk antwoord is fout?
Hoe het zit met de cultuur van een organisatie of afdeling kunnen we (subjectief) meten met behulp van zogenaamde ‘cultuurmeetinstrumenten’. Vier cultuurmeetinstrumenten zijn o.a.:
|
|
|
het Multifocusmodel
|
|
|
het model van Bates
|
|
|
de (beschrijvingen van) cultuurtypologie van Harrison
|
|
|
het model van Kurt Lewin
|
|
![](../images/space.gif) |
42 |
Welk antwoord is juist?
Drie van de vier onderstaande begrippen hangen onderling sterk samen. Deze cluster van drie begrippen heeft een minder sterke samenhang met het vierde begrip. Welk begrip is dit vierde begrip?
|
|
|
mensvisie
|
|
|
organogram/blauwdruk
|
|
|
(stijl van) leidinggeven
|
|
|
organisatiecultuur
|
|
![](../images/space.gif) |
43 |
Welk antwoord is fout?
Harrison onderscheidt de volgende vier organisatieculturen:
|
|
|
de rolcultuur
|
|
|
de evenwichtscultuur
|
|
|
de machtscultuur
|
|
|
de taakcultuur
|
|
![](../images/space.gif) |
44 |
Welk antwoord is goed?
De ‘machtscultuur’ kan je in principe in elke organisatie tegenkomen, maar kom je het vaakst tegen in de volgende configuratie (van Mintzberg):
|
|
|
de adhocratie
|
|
|
de divisie organisatie
|
|
|
de professionele organisatie
|
|
|
de simpele structuur (ondernemers- of pioniersorganisatie)
|
|
![](../images/space.gif) |
45 |
Welk antwoord is goed?
De ‘rolcultuur’ kan je in principe in elke organisatie tegenkomen, maar kom je het vaakst tegen in de volgende configuratie (Mintzberg):
|
|
|
de professionele organisatie
|
|
|
de machinebureaucratie
|
|
|
de divisie organisatie
|
|
|
de adhocratie
|
|
![](../images/space.gif) |
46 |
Welk antwoord is goed?
De ‘individu- of persoonscultuur’ kan je in principe in elke organisatie tegenkomen, maar in welke configuratie (Mintzberg) komt hij het meeste voor:
|
|
|
de simpele structuur (pioniers-/ondernemersorganisatie)
|
|
|
de machinebureaucratie
|
|
|
de divisieorganisatie
|
|
|
de professionele organisatie
|
|
![](../images/space.gif) |
47 |
Welk antwoord is goed?
De ‘taakcultuur’ kan je in principe in elke organisatie tegenkomen, maar in welke configuratie komt hij het vaakst voor:
|
|
|
de divisieorganisatie
|
|
|
de machinebureaucratie
|
|
|
de adhocratie
|
|
|
de professionele organisatie
|
|
![](../images/space.gif) |
48 |
Welk antwoord is fout?
De rolcultuur is effectief als er sprake is van (= voorwaarden):
|
|
|
een stabiele omgeving
|
|
|
een monopoliesituatie (van de leverancier)
|
|
|
een korte levensduur van het product
|
|
|
een bureaucratische organisatie
|
|
![](../images/space.gif) |
49 |
Welk antwoord is goed?
De kreet ‘als een spin in het web’ komen we tegen bij de volgende cultuur:
|
|
|
de individu-/persoonscultuur
|
|
|
de taakcultuur
|
|
|
de rolcultuur
|
|
|
de machtscultuur
|
|
![](../images/space.gif) |
50 |
Welk antwoord is goed?
In welke cultuur, van de vier volgende, gaat ‘effectiviteit’ meestal boven ‘efficiëntie’:
|
|
|
de persoons-/individucultuur
|
|
|
de machtscultuur
|
|
|
de rolcultuur
|
|
|
de taakcultuur
|
|
![](../images/space.gif) |
51 |
Welk antwoord is goed?
In welke cultuur worden de organisatiedoelstellingen in feite als ondergeschikt aan de persoonlijke doelstellingen beschouwd:
|
|
|
de taakcultuur
|
|
|
de individu-/persoonscultuur
|
|
|
de machtscultuur
|
|
|
de rolcultuur
|
|
![](../images/space.gif) |
52 |
Hier volgen twee stellingen:
I. Een cultureel systeem is ‘Een min of meer duurzaam samenhangend geheel van waarden, normen, verwachtingen en doelstellingen’
II. Een sociaal systeem is ‘Een betrekkelijk duurzaam geheel van sociale betrekkingen en verhoudingen’
Welk antwoord is goed:
|
|
|
I is onjuist en II is juist
|
|
|
I en II zijn juist
|
|
|
I is juist en II is onjuist
|
|
|
I en II zijn onjuist
|
|
![](../images/space.gif) |
53 |
|
|
![](../images/space.gif) |
De antwoordkeuzemogelijkheden in deze oefening worden bij het openen van deze pagina telkens in een nieuwe, willekeurige volgorde weergegeven
|