|
|
1 |
Wat is niet een van de belangrijkste culturele factoren die consumentengedrag beïnvloedt?
|
|
|
subcultuur
|
|
|
sociale klasse
|
|
|
cultuur
|
|
|
persoonlijkheid
|
|
|
2 |
De motivatietheorie die mensen ziet als reagerend op een drang die wordt onderdrukt maar nooit volledig onder controle kan worden gekregen werd ontwikkeld door:
|
|
|
Aristoteles
|
|
|
Freud
|
|
|
Kant
|
|
|
Socrates
|
|
|
3 |
Onder de "black box" verstaan we binnen de marketing:
|
|
|
het geheel van rationele argumenten dat ten grondslag ligt aan een koopbeslissing.
|
|
|
het soms moeilijk te doorgronden besluitvormingsproces van de koper.
|
|
|
de registratie van factoren die voor marketing van belang zijn.
|
|
|
het geheel van irrationele argumenten dat ten grondslag ligt aan een koopbeslissing.
|
|
|
4 |
Als waarde wordt gehecht aan traditie en er weinig behoefte bestaat om iets nieuws te kopen is er sprake van de volgende groep:
|
|
|
achterblijvers
|
|
|
volgers
|
|
|
afwachters
|
|
|
pioniers
|
|
|
5 |
De motivatietheorie die behoeften hiërarchisch ziet is ontworpen door:
|
|
|
Maslow
|
|
|
Freud
|
|
|
Plato
|
|
|
Aristoteles
|
|
|
6 |
Ontevredenheid veroorzaakt door een verschil tussen verwachtingen en werkelijke kwaliteit na de aankoop heet:
|
|
|
teleurstelling
|
|
|
irritatie
|
|
|
cognitieve dissonantie
|
|
|
situationele factor
|
|
|
7 |
Wie maakt geen onderdeel uit van de DMU?
|
|
|
beslisser
|
|
|
koper
|
|
|
beïnvloeder
|
|
|
alle bovenstaanden maken onderdeel uit van de DMU
|
|
|
8 |
Het adoptieproces bestaat uit de volgende fasen, in deze volgorde:
|
|
|
bekendheid, interesse, evaluatie, probeeraankoop, adoptie
|
|
|
interesse, evaluatie, bekendheid, probeeraankoop, adoptie
|
|
|
bekendheid, interesse, adoptie, evaluatie, probeeraankoop
|
|
|
interesse, bekendheid, evaluatie, probeeraankoop, adoptie
|
|
|
9 |
De drie belangrijkste soorten inkoopsituaties in de B2B-markt zijn:
|
|
|
strategisch, tactisch en operationeel benodigde inkoop
|
|
|
uitgebreid probleemoplossend, beperkt probleemoplossend, routinematig aankoopgedrag
|
|
|
DMU is in het algemeen positief, neutraal of negatief bevooroordeeld
|
|
|
straight rebuy, modified rebuy, new task
|
|
|
10 |
Het besluitvormingsproces bestaat uit de volgende fasen, in deze volgorde:
|
|
|
informatie zoeken, behoefteherkenning, koopbeslissing, afwegen van alternatieven, gedrag na aankoop
|
|
|
behoefteherkenning, informatie zoeken, afwegen van alternatieven, koopbeslissing, gedrag na aankoop
|
|
|
behoefteherkenning, afwegen van alternatieven, informatie zoeken, koopbeslissing, gedrag na aankoop
|
|
|
informatie zoeken, behoefteherkenning, afwegen van alternatieven, koopbeslissing, gedrag na aankoop
|
|
|
11 |
De businessmarkt bestaat uit:
|
|
|
alle organisaties die ingekochte goederen en diensten gebruiken bij hun productie of dienstverlening.
|
|
|
alle huishoudingen die goederen en diensten kopen om die te verwerken.
|
|
|
alle business units van bedrijven, voor zover zij ingekochte goederen of diensten gebruiken bij hun productie of dienstverlening.
|
|
|
alle organisaties die goederen en diensten kopen, om die door te verkopen.
|
|
|
12 |
In termen van inkoopcentra heten degenen die zowel formele als informele macht hebben op de goedkeuring van de uiteindelijke leverancier:
|
|
|
Inkopers
|
|
|
Beïnvloeders
|
|
|
Gebruikers
|
|
|
Beslissers
|
|
|
13 |
Factoren die van invloed zijn op bedrijfsinkopers zoals leeftijd, inkomen en opleiding zijn voorbeelden van:
|
|
|
persoonlijke factoren
|
|
|
organisatiefactoren
|
|
|
omgevingsfactoren
|
|
|
interpersoonlijke factoren
|
|
|
14 |
Scholen, ziekenhuizen en gevangenissen zijn voorbeelden van:
|
|
|
institutionele markt
|
|
|
non-profitmarkt
|
|
|
overheidsmarkt
|
|
|
businessmarkt
|
|
|
De antwoordkeuzemogelijkheden in deze oefening worden bij het openen van deze pagina telkens in een nieuwe, willekeurige volgorde weergegeven
|