IT-infrastructuur en -platforms
Multiplechoicevragen


1    

De bedrijsfinfrastructuur bestaat uit drie belangrijke lagen. Welke van onderstaande is NIET een van deze lagen?
Bedrijf
Private
Onderneming
Publiek


2    

Welke van onderstaande is geen kenmerk van het tijdperk van universeel inzetbare mainframes en minicomputers?
Realtime interactieve computing
Ondersteuning voor online terminals op afstand
Softwareprogramma’s werden vast bedraad op printkaarten
Time-sharing, multitasking en mogelijkheden voor virtueel geheugen


3    

Dit bedrijf introduceerde de eerste minicomputer
Sun
DEC
IBM
Compaq


4    

Een webserver is
Een computer die twee netwerken met elkaar verbindt
Een computer waarvan het de enige taak is om toegang te bieden tot het weg
Software voor het lokaliseren en beheren van opgeslagen webpagina's
Onderdeel van een telecommunicatieserver


5    

Welke van onderstaande Microsoft-producten ondersteunt de client/server-technologie NIET?
Microsoft Office
Microsoft Windows 2000
Microsoft Server
Microsoft Windows XP


6    

Een veelgebruikte maat voor rekenkracht is
Baud rate
MIPS
MHz
Bps


7    

In 1970 claimde deze persoon dat de waarde van de kracht van een netwerk exponentieel toeneemt als een functie van het aantal deelnemers van een netwerk.
Gordon Moore
Robert Metcalfe
Peter Drucker
Alan Turing


8    

Ultraplatte computers die bestaan uit een printboard met processors, geheugen en netwerkaansluitingen, die worden gestapeld in racks noemen we
slaveservers
proxyservers
W3-servers
bladeservers


9    

Verzekering van het feit dat de nieuwe infrastructuur werkt met de oudere zogenoemde legacy-systemen van de onderneming en dat de nieuwe elementen van de infrastuctuur goed op elkaar aansluiten noemen we
veranderingsmanagement
bedrijfsprocessen
software-integratie
hardware-integratie


10    

Java-software werd ontworpen als:
een nieuw platform voor het internet
om het schrijven van webpagina's eenvoudiger te maken voor de gebruiker
om indien gewenst te downloaden van het internet
om op elke willekeurige computer of computergestuurd apparaat te draaien, ongeacht de specifieke microprocessor of het besturingssysteem waarvan het apparaat gebruikmaakt

De antwoordkeuzemogelijkheden in deze oefening worden bij het openen van deze pagina telkens in een nieuwe, willekeurige volgorde weergegeven